Dit heet niet voor niets boomertalk hoewel er maar één boomer praat. En…….voor velen zal het prietpraat zijn maar dat heb ik ook aangekondigd in de intro. Na tachtig jaar heb je wat te vertellen. Als klein kind logeerde ik vaak bij mijn Opa en Oma in Breda. Soms logeerden zij bij ons in Eindhoven. Eén van de hoogtepunten was als ik na het wakker worden nog even in bed mocht bij opa en oma. Opa vertelde verhalen uit zijn jeugd en die waren zonder uitzondering spannend. (trouwens als je nu zou vertellen dat je bij je opa in bed kroop als vier of vijfjarige dan had Veilig Thuis snel over de vloer!). Wat hij vertelde was toen al uit een ander universum en speelde zich af in zijn twintiger jaren, begin vorige eeuw dus. Zaterdagavond was toen de uitgaansavond na een 6-daagse werkweek. Hij ging op stap met de jongens van Maas, de jongens van het danscentrum Maas aan de Vismarkt in Groningen. De jongens van Maas en de jongens van de Haas, dat moet een apart clubje geweest zijn. Ze gingen dansen in Bedum. Google maps leert dat dat 11 km is. Ze gingen te voet. Heen en terug. De vrije zaterdag avond begon met een forse wandeling, de zondagochtend idem.. Dat was hun normaal. Moed indrinken in het danslokaal in Bedum. Dansen bij de vijand. De Bedumse meisjes vonden die stadjers wel interessant. De Bedumse jongens niet. Dat werd dus vaak knokken bij het verlaten van de kroeg, zeker als dat was in gezelschap van een Bedumse schone. Na de zoveelste matpartij vond mijn grootvader het genoeg. De volgende keer nam hij een pistool mee. Bij het verlaten van het danslokaal en achtervolgd door virile, jaloerse Bedumse leeftijdsgenoten schoot hij een paar keer in de lucht. Nooit meer last gehad vertelde hij mij. De verdere afloop is mij nooit geopenbaard. Dit soort vetes tussen bezoekers van disco’ s afkomstig uit verschillende dorpen is ook nu nog gemeengoed. Later is mij duidelijk geworden dat hij een kort lontje had. Met mijn Oma had hij precies de juiste vrouw gewonden. Hij is zijn hele leven streken uit blijven halen maar de scherpe kantjes waren er af. Hij was een weinig toegewijd bakker en liet de broden verbranden in de oven. Mijn oma haalde hem daarom uit de kroeg aan de Carolieweg en begon aan de verkeerde man te sjorren. Dit zijn de verhalen, met vele anderen die in de familie rond gingen. Later werd hij begeleider van jongens op de tuchtschool bij Ginneken. Jongens die jeugddetentie hadden. Daar was hij goed in. Hij ging voor zijn jongens. Tot op het ministerie van Justitie. Waar in 1920 een tuchtschool ambtenaar nog toegang had tot een staatssecretaris. Maar wat op mij de meeste indruk gemaakt heeft en wat ook de reden was dat ik daar zo graag was: deze twee mensen hielden zielsveel van elkaar en dat lieten ze ook merken. Op zijn sterfbed heeft mijn grootvader met zijn laatste energie een eindeloze loftuiting uitgesproken op mijn grootmoeder. Ze zijn beiden rustig en vredig gestorven. Mijn grootmoeder had de heilige overtuiging dat ze naar vader ging en dat moet haar rust gegeven hebben. Thuis, als de kinderen er bij waren, noemde ze hem vader. Ze zijn 60 jaar getrouwd geweest én ze zijn heel gelukkig geweest. Het is geen toeval geweest dat ik in Groningen ben gaan studeren. De Carolieweg werd ook voor mij een bekende plek . Groningen gaf en geeft mij nog altijd een apart gevoel en dat begon al als jongetje van vijf jaar.